Beschikbare Ruimte

Labo's & kantoren van diverse afmetingen nu te huur.

 

Lees meer!

Interview met Miranda Coppens, nieuw directeur van POM Antwerpen

2024/10/28

Nieuwe algemeen directeur POM Antwerpen, Miranda Coppens, richt blik op toekomst

De Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) Antwerpen, eigenaar, ontwikkelaar en beheerder van het Wetenschapspark is met de komst van de nieuwe algemeen directeur Miranda Coppens klaar voor de toekomst. Begin deze maand gaf ze haar eerste interview en vertelde ze waar zij werk van wil maken.

 

Versterken van samenwerkingen is er één van, zoals we al jaren doen op het Wetenschapspark. Want na bijna 20 jaar met ruimtelijke ordening bezig te zijn, waarvan het merendeel van de tijd op provinciaal niveau en de laatste twee jaar ook op Vlaams niveau, komt ze met deze functie aan de uitvoerende kant te staan. “Ruimte en ondernemerschap staan vaak op gespannen voet, maar dat hoeft niet zo te zijn”, aldus Miranda Coppens, die de komende maanden werk maakt van het toekomstplan voor POM Antwerpen.

 

In welke mate zullen uw verleden en ervaring een voordeel opleveren?

“Voor mij is dit absoluut een bewuste keuze. Na bijna 20 jaar in de ruimtelijke ordening vind ik het bijzonder interessant om de plannen ook uit te voeren nu. Voor mij is de POM ook een verhaal van maatschappelijk ondernemen.

“Ik ben met bedrijvigheid bezig geweest, zowel in de letterlijke als figuurlijke betekenis. Zo heb ik meer dan 20 jaar vanuit ruimtelijke ordening, zowel op stedelijk, provinciaal en Vlaams niveau, meegewerkt aan de opmaak van het beleidsplan ruimte provincie Antwerpen, waarbinnen ruimte voor bedrijvigheid een belangrijk onderdeel is. Ik kan de principes van ‘behoud van ruimte, niet van plek’ en ‘juiste functie op de juiste plaats’ nu mee uittesten in de praktijk. Anderzijds boeien samenwerking en het zoeken naar synergiën me enorm. We hebben in Vlaanderen geen fysieke grondstoffen, maar we hebben wel ‘kennis’. Onze kennisinstellingen zijn uniek. Specifiek hebben we in Antwerpen met onze industrie en kennisinstellingen de top inzake lifescience, denk hierbij aan de gentherapieën, farmabedrijven, tijdens covid zaten we toch mee in de top. Met onze unieke grondstof ‘kennis’ en ‘innovatie’ kunnen we het verschil maken.”

 

Soms leven ruimtelijke ordening en ondernemen toch wat op gespannen voet?

“Ja, en dat is spijtig, want dat hoeft helemaal niet zo te zijn. We moeten de economie leren omarmen. We moeten meer zoeken naar zaken die ons binden in plaats van scheiden. Dat is broodnodig voor bedrijven, zij zijn de zuurstof van onze samenleving. We moeten open ruimte creëren door bedrijven op een specifieke plaats samen te brengen en ruimte voor die bedrijvigheid te voorzien.

De burger wordt heel wat mondiger, maar ze zien ons ook als neutrale partner. We willen ervoor zorgen dat ondernemer ruimte heeft om te ondernemen, maar daarnaast ook naar de buurtbewoners luisteren. POM Antwerpen kan daarin systemen voor oplossingen ontwikkelen. Dat betreft geen maatwerk, want we willen er lessen uit trekken en dan kunnen opschalen. Het is een uitdaging, maar het is nodig. Als ze geen oplossingen hebben, zijn bedrijven namelijk weg. Ik blijf erachter staan: we moeten ruimte hebben om te ondernemen.”

 

Ligt daarin dan ook het grote verschil met een private ontwikkelaar?

“POM is een publieke ontwikkelaar die het financieel verhaal en financiële haalbaarheid in zijn globaliteit bekijkt, waarbij de maatschappelijke component mee bekeken wordt. We zijn als POM geen concurrent van de private markt. We willen complementair zijn, daar waar we een meerwaarde kunnen zijn en bieden. In projecten die minder interessant zijn voor private markt, omdat ze te innovatief zijn, te veel risico’s inhouden, te veel tijd of afstemming tussen partijen vergen, kunnen wij een rol spelen. Wij kunnen experimenteren en innoveren. Innovatie vraagt namelijk trial & error, wij hebben daar de tijd voor, maar een private ontwikkelaar heeft die mogelijkheden niet. Op die manier zijn we geen concurrentie van de private markt, maar zie ik het ook als een opportuniteit om mee een rol te kunnen spelen in een veranderende maatschappij. Later kan de commerciële markt daar dan verder mee aan de slag.”

 

Waar wil u zeker verder op blijven inzetten?

“Het lijkt me naast blijven aanbieden van fysieke ruimte voor bedrijvigheid ook een logische zaak dat we ook verder inzetten op het versterken van de samenwerking met onze kennisinstellingen. We hebben daar een mooi voorbeeld gecreëerd met de samenwerking met UAntwerpen op het Wetenschapspark in Niel, waar we inzetten op ecosystemen binnen de sectoren lifesciences en logistiek. Zo ondersteunen we de zoektocht naar logistieke oplossingen. Een grote uitdaging is ruimte te winnen door te stapelen, maar ook de energietransitie. Wij zoeken samen met de kennisinstellingen naar oplossingen, die dan nadien in de praktijk bij bedrijven kunnen uitgerold worden.

Daarnaast kunnen we dat mogelijks ook voor andere sectoren doen. Zo is er voor de bouwsector een samenwerking met andere provinciale spelers, zoals Kamp C, misschien wel mogelijk. Misschien moeten we vanuit POM Antwerpen denken aan campusverhalen, waar we dan nog een rol kunnen blijven spelen.”

 

Wat zijn verder nog uitdagingen voor de toekomst?

“Tot slot wil ik de komende maanden werken aan een toekomstplan. Dat moet rekening houden met de mogelijkheden in het nieuw Vlaams regeerakkoord 2024-2029, maar ook de plannen van de nieuwe provinciale legislatuur. Zo wil de Vlaamse regering de administratieve lasten voor bedrijven verminderen, vooral voor KMO's. Dat biedt mogelijks ook kansen voor ons als POM om ons te positioneren als facilitators voor ondernemers, door ondersteuning te bieden bij het vereenvoudigen van regelgeving en het versterken van rechtszekerheid.

Wij als POM Antwerpen kunnen een belangrijke rol spelen op het vlak van regelgeving. Wij zijn ontwikkelaar en hebben dus veel contact met bedrijven, maar we hebben ook een link met de overheid. We moeten de overheid durven adviseren en als een soort go-between tussen ondernemers en regelgever optreden.”